Wat is faalangst?

Faalangst is letterlijk de angst om te falen. De student is bang voor een mislukking, dit ondanks een vaak goede voorbereiding.  Studenten met faalangst presteren tegen de verwachting in onder de maat. Faalangst heb je alleen als het gaat om een bepaalde “taak”, iets wat van je verwacht wordt en waar je op beoordeeld wordt. De angst is vaak al ver voor het uitvoeren van de  “taak”, aanwezig en is niet reëel . Voorbeelden van “taken”,  : toetsen, examens, presentaties, praktijk examens, maar ook praten met medestudenten of vragen stellen aan docenten. Er is geen sprake van faalangst als studenten over de gehele linie angstig zijn.

We kunnen faalangst onderverdelen in 3 soorten

  • Faalangst voor cognitieve taken: denk hierbij bijvoorbeeld aan angst voor toetsen en examens ( toetsvrees). Er wordt een onderscheid gemaakt in actieve en passieve faalangst. Bij de actieve vorm studeert de student veel, besteedt veel tijd aan huiswerk, maar is nooit tevreden. De student met passieve faalangst spant zich niet meer in, omdat al het werk toch niet beloond wordt. Ze doen weinig, kunnen opstandig worden of de clown uithangen. Ze maskeren op deze wijze hun angst.
  • Sociale faalangst: de student heeft angstgevoelens in de omgang met anderen en voelt zich voortdurend beoordeeld. Bijvoorbeeld: niet praten met studiegenoten, geen vragen durven stellen aan docenten, geen initiatief nemen op stage.
  • Motorische faalangst: de student  presteert onder op motorische taken. De angst om te mislukken zorgt voor verkramping. Bijvoorbeeld bij de sportles of de handvaardigheidslessen.
Het kan ook gecombineerd voorkomen, denk bijvoorbeeld aan het geven van een presentatie.

Hoe kun je studenten met  faalangst herkennen?

De student
  • heeft heel veel duidelijkheid nodig over wat van hem/haar verwacht wordt
  • wil meer dan regelmatig weten hoe men zijn/of haar werk vindt
  • is direct en zichtbaar onzeker bij onverwachte en nieuwe situaties
  • uit zich negatief over zichzelf
  • heeft negatieve gedachten
  • is teruggetrokken, afhankelijk, stil, apathisch en/of droevig
  • neemt geen complimenten aan
  • vertoont lichamelijke reacties bij het moeten leveren van prestaties: zweten, hyperventileren, friemelen, schouders optrekken, trillende handen, hoge ademhaling, rode kleur, praat met geknepen stem, wil vaak naar het toilet, geeft misselijkheid, buikpijn en/ of hoofdpijn aan
  • is overgevoelig voor kritiek, betrekt veel op zichzelf, met een negatief zelfbeeld tot gevolg
  • heeft de neiging tot perfectionisme, is niet snel tevreden
  • stelt veel ( onnodige) vragen aan de docent, zoekt bevestiging
  • besteedt zeer veel tijd aan voorbereiding en heeft veel tijd nodig bij het maken van opdrachten
  • heeft een black out tijdens de “taak”/prestatie
  • heeft na afloop van een “taak”, negatieve verwachtingen over het resultaat
  • vertoont vermijdingsgedrag bij nieuwe situaties, stelt uit
  • is druk
  • is vaak boos, opstandig
  • vertoont clownesk gedrag
  • komt onverschillig over

Wat kun je doen voor studenten met (een vermoeden van) faalangst?

  • Praat met de studenten en geef aan welke signalen je opvallen.
  • Indien de student het probleem herkent, bespreek dan wat de student nodig heeft. Geef aan dat hij/zij niet de enige is die faalangst ervaart. Is de faalangst te belemmerend en is extra ondersteuning nodig buiten de klas, bespreek dan de mogelijkheden en meld de casus aan volgens de interne begeleidingsstructuur. Mogelijk kan er een training en/of coaching aan worden geboden. 
  • Is er sprake van angst als trek verwijs dan door naar professionele hulpverlening.
  • Wijs de student op alle informatie op Check it over Toetsvrees en Empowerment. De informatie op de studentenpagina’s is ook voor jou interessant om door te nemen.

Evalueer de wijze van toetsing

Toetsvrees is een onnodig en ongewenst bijeffect van toetsing. Natuurlijk is faalangst en toetsvrees heel vervelend voor studenten, maar ook voor jou als docent! Je wil dat je studenten in staat zijn om te laten zien wat ze geleerd hebben en dat de resultaten van een toets hiervan een goede weergave zijn.
    1. Maak toetsing onderdeel van het leerproces en geef de student inzicht in zijn leerproces. Gebruik een toets als een leermoment, geen afrekenmoment. Het begint allemaal met welke plek de toets in het onderwijs inneemt. Doe een startmeting, evalueer deze met de studenten, stel leerdoelen op, reik leermomenten aan en doe een eindmeting. Bespreek ook deze met de studenten (zo wordt nakijktijd studenttijd). Deze manier van toetsen is voor studenten betekenisvoller, veiliger en motiverender: zij hoeven zich niet meer met de rest van de groep te vergelijken, maar kunnen hun eigen ontwikkeling zien en volgen.
    2. Geef de toets geen extra aandacht (ook niet bij ouders!) Besteed weinig extra aandacht aan het feit dat er een toets gemaakt gaat worden. Zelfs een geruststellend bedoeld “maak je maar geen zorgen”, verhoogt de spanning. Impliciet zeg je hiermee namelijk dat het iets bijzonders en spannends is.
    3. Laat studenten pas de toets maken als ze daar aan toe zijn Het is niet nodig dat alle kinderen de toets tegelijk maken. Laat hen dat pas doen als ze eraan toe zijn, iedere student op zijn of haar eigen moment. En leg dat de leerlingen ook uit. Zo voorkom je overvraging en vergroot je zelfvertrouwen. Kies de toets die passend is voor de leerdoelen waar de student aan gewerkt heeft.
    4. Gebruik herkenbare vraagstelling en leuke toetsen De vraagstelling in de toetsen lijken op de vragen en opdrachten in de methodes. Oftewel, toets datgene wat de student is aangeleerd. Daarnaast zijn de vragen interessant, grappig of leerzaam. Wanneer studenten tijdens de toets nog iets interessants leren of zelfs om een vraag kunnen lachen, verlaagt dat de stress enorm.
    5. Gebruik toetsen die gemakkelijk te navigeren zijn Hoe minder een student hoeft na te denken over hoe hij de toets moet invullen, hoe meer aandacht en rust er is voor het beantwoorden van de vragen. Zorg er ook voor dat hulpmiddelen, zoals audio-ondersteuning, gemakkelijk te gebruiken zijn.

Wat kun je verder doen om faalangst te voorkomen of te verminderen?

  • Geef duidelijk aan wat je van de student verwacht.
  • Geef indien nodig en mogelijk extra tijd.
  • Geef aan dat fouten maken mag.
  • Investeer in veiligheid,  respect,  toon warmte en betrokkenheid.
  • Geef structuur.
  • Maak faalangst bespreekbaar, zeker ook in de klas.
  • Geef je eigen fouten toe.
  • Geef positieve persoonlijke taakgerichte feedback .
  • Houd bij beurten geven rekening met studenten met faalangst en zorg niet dat ze voor de klas dichtklappen. Wil je toch een beurt geven biedt dan twee antwoordalternatieven aan.
  • Bespreek de leeraanpak.
  • Stelt de student irreële eisen aan zichzelf, probeer dan samen reële doelen af te spreken. Focus op de weg ernaar toe.
  • Laat de student zien dat wat lukt door de student zelf komt, dat ze zelf invloed hebben op hun gedrag.
  • Bespreek de student met je collega’s en probeer samen te komen tot een gelijke aanpak.

Meer lezen?