De pedagogische opdracht van iedere docent is om ervoor te zorgen dat studenten zich gezien, gekend, gehoord en begrepen voelen én zich binnen hun mogelijkheden optimaal kunnen ontwikkelen. Dit vraagt om een scherp bewustzijn van wat zich hier en nu afspeelt, wat dit betekent en wat het van je vraagt als docent (Centrum Pedagogisch Contact). Pedagogische tact is een speciaal moment van interactie waarbij je als docent ‘het juiste doet op het goede moment’ (Stevens & Bors, 2013) en waarbij de student dat ook zo ervaart.

Je neemt als docent het perspectief van de student in en je gaat op zoek naar wat de student nodig heeft. Dit is een basisinstelling van waaruit docenten studenten zouden moeten benaderen.

Deze basisinstelling houdt rekening met de drie psychologische basisbehoeften van ieder mens: autonomie (ruimte en respect voor eigen keuze en inbreng), relatie (mogen zijn wie je bent en gerespecteerd worden zoals je bent, zodat je van daaruit hetzelfde kan doen naar anderen toe) en competentie (de zin om te leren en het geloof in het eigen kunnen).

Welke docent wil ik zijn?  Hoe ben ik beïnvloed door mijn eigen biografie? 

Volgens de student is het belangrijkste waar een docent aan moet voldoen authenticiteit. Hij/zij wil weten wie je bent. Ze willen een relatie.

Voorwaarde hiervoor is veiligheid. Vertel wie je bent. Ook het verhaal van de student is essentieel.  

© ’s-Hertogenbosch, KPC Groep en M&O groep, 2015.

Wat is mijn pedagogische opdracht?

Pedagogische tact kent veel verschillende vormen.  Belangrijk is oprecht contact tussen jou en je studenten, dat je echt luistert en niet oordeelt. Je hebt hoge verwachtingen en benadert ze allemaal positief. Daarvoor heb je kennis en vaardigheden nodig en moet je je niet laten leiden door eigen reacties van frustratie of onmacht.    

Wat kan ik doen, als ik niet weet wat ik moet doen? Omgaan met in jouw ogen moeilijk gedrag.

© ’s-Hertogenbosch, KPC Groep en M&O groep, 2015.

Wat zie je in de les, in de interactie? Als de student het beter zou kunnen doen, zou een student dat wel doen! Voelt een student zich niet verbonden dan zie je vaak twee vormen van gedrag: terugtrekken (vooral bij meisjes) of verzet (vooral bij jongens). 

Het is belangrijk om niet mee te gaan in vaak emotionele reacties van studenten, maar je af te vragen wat de ander door zijn (re)actie duidelijk wil maken. Volgens Marcel Herpen drukt de student zich uit zoals hij/zij door zijn omgeving is ingedrukt. Met andere woorden: het gedrag van de student komt voort uit hoe anderen zich tegenover hem/haar gedragen. Als je je dat realiseert als docent heb je meer bewustzijn van je eigen gedrag en de invloed daarvan op de student.   

Ga na  wat de student nodig heeft om verder te kunnen op zo’n manier dat de student daar zelf inbreng in heeft (respect voor de autonomie en de competentie van de leerling). Voel je niet aangevallen. Mocht je toch je geduld of neutraliteit verliezen, bied dan oprecht je excuses aan.  

Marcel van Herpen spreekt over incidenten en patronen in gedrag. Hij geeft aan dat gedragsproblemen niet bestaan.   

Gedrag is geen probleem, want het is niet oplosbaar. In relationele zin is er sprake van een dilemma: “Welk fenomeen geef je voorrang?”. Als je niet weet wat je moet doen: kies dan twee kanten tegelijk.

Je hebt de mogelijkheid om een nieuw bewustzijnsveld te creëren. Want als je een dilemma oplost dan krijg je er een nieuw probleem bij. Dus: niet oplossen, maar voorleggen. Maar we hebben de neiging om toch op te gaan lossen, oplossen is onzeker, voorleggen ook!   

Als gedrag zich een of twee keer voordoet is het een incident, komt het vaker voor dan is het een patroon dat je vooraf kunt herkennen. Bij een incident leg je een dilemma voor: “Jullie willen dit, jullie willen dat. Hoe gaan we dat doen? Wat zou je doen als je mij was?” Bij patronen voorspel je het incident voor het plaatsvindt: “Jij doet zo en jij….., dat moet je zelf weten maar je kunt ook kiezen om …. te doen.” De voorspelling is inzetten op relatie; je geeft de boodschap: Ik zie jou, Ik hoor jou.  

Manier van werken

Als studenten bij de ene docent wel problematisch gedrag laten zien en bij de ander niet, steun elkaar en zorg dat die student het gewenste gedrag bij die ander ook laat zien. Je doet dat niet bij mij, dus ook niet bij mijn collega. Probeer een pedagogisch oplaadpunt te zijn. Soms lukt dat niet. Ga dan in overleg met de pedagogische oplaadpunten van de student (andere docent, ouder, imam, coach, etc.).  

Om studenten aan het werk te houden, is het van belang dat ze weten wat er van hen verwacht wordt. Je moet als docent duidelijkheid geven over: 

  • Ruimte, waar?
  • Tijd, hoelang?
  • Criteria, wat wordt er verwacht?

Vragen die daarbij horen zijn:

  • Hoe gaan we/jullie dit doen?
  • Wat doe je als je het niet snapt?
  • Wat doe je als je klaar bent?
  • Etc.

Gebruikte bronnen

Meer lezen en zien?