Wat is een taalontwikkelingsstoornis?

Een taalontwikkelingsstoornis (TOS) is een stoornis in de moedertaalverwerving waardoor beperkingen optreden in het taalbegrip, de taalproductie of beide.

Studenten met TOS hebben vaak ook problemen met aandacht en geheugen. Auditieve informatie wordt soms verkeerd waargenomen of vertraagd verwerkt. Problemen met executieve functies leiden ertoe dat studenten met TOS moeite kunnen hebben met planning en besluitvorming. TOS wordt vaak verward met dyslexie, stotteren, een algemene taalachterstand, een lager IQ of autisme.

Vijf procent van de bevolking heeft TOS. Omdat jongeren met TOS moeite hebben met taal, gaan ze gesprekken vaak uit de weg waardoor er miscommunicatie kan ontstaan en ze zich eenzaam kunnen voelen.

Hoe kun je een student met TOS herkennen?

Kenmerken TOS

  • Taalontwikkeling verloopt anders.
  • Moeite met het begrijpen van taal, zowel mondeling als schriftelijk.
  • Moeite met het spreken in goede zinnen: moeite met iets uitleggen of het verwoorden wat je denkt of voelt.
  • Woordvindingsproblemen.
  • Kleine woordenschat: moeite met het begrijpen en aanleren van nieuwe vaktermen.
  • Meer tijd nodig om informatie te verwerken.
  • Zwakke executieve functies; o.a. moeite met plannen en organiseren.
  • Problemen met talige instructie.
  • Problemen op het gebied van de sociaal-emotionele ontwikkeling (kunnen stil of juist snel boos zijn), weinig zelfvertrouwen.

Kenmerken van deze studenten worden vaak verward met de kenmerken die je ziet bij autisme, algemene taalachterstand en dyslexie.

Wat kun je doen voor studenten met TOS?

  • Nieuwe woorden en vooral vaktermen op het bord schrijven en maak gebruik van visuele ondersteuning zoals afbeeldingen/filmpjes.
  • Student heeft een korte en duidelijke instructie nodig. Hij is gebaat bij meer verwerkingstijd dan gemiddeld en herhaling. (Bij voorkeur dus 1 vraag tegelijk stellen en 1 opdracht tegelijk bespreken.)
  • Bij de student checken of hij de opdracht heeft begrepen door de opdracht terug te laten vertellen.
  • Geef de student meer tijd om een reactie te geven, stel hulpvragen, luister, vat samen en vraag door (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe).
  • De student kan de opdracht terug lezen.
  • Help de student met het plannen en structureren van grotere opdrachten.
  • Als er door frustratie een conflict ontstaat gebruik dan het zogenaamde G schema: Gebeurtenis, Gedachten, Gevoelens, Gedrag en Gevolg.
  • Focus op wat goed gaat en benoem dit
  • Door de problemen met de executieve functies hebben ze hulp nodig bij gebruik van de agenda, het huiswerk en het meenemen van de juiste schoolspullen. Zorg voor een maatje.
  • Studenten met TOS kunnen maar moeizaam een juiste hulpvraag formuleren, hierbij hebben ze echt hulp nodig.

Meer lezen?